De psychosociale risico’s: de vragen die u zich nog stelt

Het is nu een jaar geleden dat de nieuwe wetgeving betreffende de psychosociale risico’s[1] op het werk, die van kracht werd op 1 september 2014, is verschenen. Het is voor ons de gelegenheid om eens terug te komen op een aantal vragen die nog regelmatig worden gesteld.

1. Moet de werkgever een vertrouwenspersoon aanwijzen?

De aanwijzing van één of meer vertrouwenspersonen is facultatief. Sinds 1 september 2014 is de werkgever echter verplicht om een vertrouwenspersoon aan te wijzen als alle personeelsvertegenwoordigers in het comité voor preventie en bescherming op het werk (CPBW) daarom vragen. 

Indien u echter beslist om in uw bedrijf één of meerdere vertrouwenspersonen aan te stellen, is het belangrijk om met volgende elementen rekening te houden:

De vertrouwenspersoon: een personeelslid?

De vertrouwenspersoon mag, maar hoeft niet altijd deel uit te maken van het personeel van de onderneming[2]. Alleen als de gespecialiseerde preventieadviseur tot de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk behoort en de werkgever meer dan 20 werknemers tewerkstelt, moet ten minste één van de vertrouwenspersonen een personeelslid zijn. 

Verbod tot cumulatie van functies

De vertrouwenspersoon die deel uitmaakt van het personeel van de onderneming waarin hij zijn functie uitoefent, mag noch werkgeversafgevaardigde, noch werknemersafgevaardigde zijn in de ondernemingsraad of het CPBW, noch deel uitmaken van de vakbondsafvaardiging. 

De personen die deel uitmaken van het leidinggevend personeel mogen de functie van vertrouwenspersoon evenmin uitoefenen. Onder leidinggevend personeel wordt verstaan: de personen belast met het dagelijks bestuur van de onderneming of instelling die gemachtigd zijn om de werkgever te vertegenwoordigen en te verbinden, alsmede de personeelsleden, onmiddellijk ondergeschikt aan die personen, wanneer zij eveneens opdrachten van dagelijks bestuur vervullen.

De vertrouwenspersoon mag bovendien nooit tegelijk de functie van arbeidsgeneesheer uitoefenen.

Opmerking: vertrouwenspersonen die vóór 1 september 2014 zijn aangewezen en die deel uitmaken van het leidinggevend personeel, die personeelsafgevaardigde zijn binnen de ondernemingsraad of het CPBW of deel uitmaken van de vakbondsafvaardiging (nieuwe onverenigbaarheden vanaf 1 september 2014), mogen hun opdracht blijven uitoefenen.

2. Moet de vertrouwenspersoon een vorming volgen?

Het antwoord is ja. Om de vaardigheden en de kennis beschreven in de wetgeving[3] te verwerven moet de vertrouwenspersoon een opleiding volgen binnen de 2 jaar die volgen op zijn aanstelling.

De instellingen en werkgevers die deze opleidingen organiseren moeten ook aan wettelijke criteria voldoen. Onze externe dienst voor preventie en bescherming behoort tot deze instellingen. Bekijk onze opleidingskalender.

Is deze verplichting ook van toepassing voor vertrouwenspersonen aangewezen vóór 1 september 2014?

De personen die vóór 1 september 2014 als vertrouwenspersoon werden aangeduid en die reeds een opleiding hebben gevolgd, mogen de functie van vertrouwenspersoon verder blijven uitoefenen zelfs wanneer deze opleiding niet aan alle voorwaarden voldoet.

Wanneer deze personen geen opleiding hebben gevolgd vóór 1 september 2014 mogen zij de functie van vertrouwenspersoon verder blijven uitoefenen op voorwaarde dat ze:

3. Mag de interne preventieadviseur de functie van vertrouwenspersoon uitoefenen?

De interne preventieadviseur mag de functie van vertrouwenspersoon uitoefenen zonder daarvoor een bijkomende opleiding te volgen. Zijn functie als vertrouwenspersoon beperkt zich echter tot het geven van de informatie die aan een eventuele vraag tot psychosociale interventie[4] voorafgaat.

Dit houdt dan ook in dat alle vragen tot informele of formele interventies worden behandeld door de externe preventieadviseur psychosociale aspecten.

Indien hij echter ook de vragen tot informele interventies echt  wil behandelen, moet hij ook de specifieke opleiding tot vertrouwenspersoon hebben gevolgd.

4. Wie is de preventieadviseur gespecialiseerd in de psychosociale aspecten?

De werkgever is verplicht een preventieadviseur gespecialiseerd in de psychosociale aspecten van het werk aan te wijzen. Deze wordt 'preventieadviseur psychosociale aspecten' genoemd. 

Principe: keuze tussen interne dienst en externe dienst 

De werkgever heeft in principe de keuze om deze taak toe te vertrouwen aan de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk van zijn onderneming of aan een externe dienst voor preventie en bescherming. Een werkgever die een interne preventieadviseur psychosociale aspecten heeft aangeduid, kan aanvullend een beroep doen op een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk.

Uitzondering: verplicht een beroep te doen op de externe dienst 

Geen akkoord van het CPBW 

Indien het comité voor preventie en bescherming op het werk niet akkoord gaat met de aanwijzing van de preventieadviseur psychosociale aspecten, behorend tot de interne dienst,  is de werkgever verplicht om een beroep te doen op een preventieadviseur van een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk.

Minder dan 50 werknemers 

Indien de werkgever minder dan 50 werknemers te werk stelt, moet hij altijd een beroep doen op een preventieadviseur psychosociale aspecten van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk.

Verbod tot cumulatie van functies 

De personen die deel uitmaken van het leidinggevend personeel mogen de functie van preventieadviseur psychosociale aspecten niet uitoefenen.

De arbeidsgeneesheer mag bovendien nooit tegelijk de functie van preventieadviseur gespecialiseerd in psychosociaal welzijn, uitoefenen.

Opmerking: preventieadviseurs die vóór 1 september 2014 aangewezen werden en die deel uitmaken van het leidinggevend personeel (nieuwe onverenigbaarheid vanaf 1 september 2014), mogen hun opdracht blijven uitoefenen.

Voorwaarden om te worden aangewezen als preventieadviseur psychosociale aspecten 

Preventieadviseur aangewezen vanaf 16 juni 2007

Om als gespecialiseerde preventieadviseur te worden aangewezen, moet de kandidaat voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 22, 1e lid, 5° van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk. 

Preventieadviseur aangewezen vóór 16 juni 2007

Personen die vóór 16 juni 2007 in de interne dienst werden aangewezen als preventieadviseur mogen deze taak blijven uitoefenen, zelfs als ze niet aan de voorwaarden van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk voldoen.

Het gaat in de eerste plaats om de interne preventieadviseurs van niveau I of II die al instaan voor taken en opdrachten met betrekking tot de psychosociale aspecten van het werk en die al ten minste 3 jaar ervaring hebben op het gebied van psychosociale aspecten op het werk.

In de tweede plaats gaat het om personen die sinds ten minste 3 jaar werkelijk en zonder enige onderbreking de functie van vertrouwenspersoon uitoefenen in het kader van de oude reglementering betreffende ongewenst seksueel gedrag op het werk, op voorwaarde dat ze zich ertoe verbinden een passende opleiding te volgen. Het feit dat deze personen niet in het bezit zijn van een academische titel, vormt geen belemmering voor hun aanwijzing.

5. Wat moet de werkgever in het arbeidsreglement vermelden?

Verplichte vermeldingen

De werkgever mag in het arbeidsreglement alle genomen maatregelen om psychosociale risico's op het werk te voorkomen vermelden, maar hij is hier niet toe verplicht. De werkgever moet de volgende gegevens echter vermelden in het arbeidsreglement:

Het gaat dus om de gegevens waarmee de werknemer de nodige stappen kan ondernemen als hij van mening is dat hij het slachtoffer is van een psychosociaal risico. 

Bijwerking van het arbeidsreglement ten gevolge van de wijzigingen die op 1 september 2014 in werking zijn getreden 

De werkgever moet zijn arbeidsreglement aanpassen ten gevolge van de wijzigingen die op 1 september 2014 in werking zijn getreden. Hij kan dit doen door de vereenvoudigde procedure van wijziging van het arbeidsreglement te volgen. 

De werkgever mag echter niet uit het oog verliezen dat de interne procedures die in zijn onderneming zullen worden ingevoerd, door het CPBW goedgekeurd moeten worden. 
Tot slot heeft de wet de werkgevers vanaf 1 september 2014 6 maanden de tijd gegeven om hun arbeidsreglement in orde te brengen, d.i. tot 28 februari 2015. De werkgevers die zich nog in orde moeten stellen kunnen dit doen via onze e-Shop.

6. Andere vragen?

Misschien heeft u nog andere vragen? Een gedetailleerde fiche “Preventie van psychosociale risico’s op het werk”, beschikbaar op Lex4You, biedt wellicht een antwoord. Ze licht de verschillende aspecten van de nieuwe teksten toe zoals preventiemaatregelen, interne procedures, specifieke bepalingen over de bescherming tegen ontslag, de rol van alle betrokken personen. 

U kunt dit document raadplegen in onze sociaaljuridische database Lex4You. Klik in de rubriek ‘Sociaal/Info+’ het tabblad ‘Werkgever’ aan. Daarvoor heeft u enkel een gebruikersnaam en wachtwoord nodig.


[1] Het gaat om de 3 volgende teksten die in het Belgisch Staatsblad van 28 april 2014 zijn verschenen:

- de wet van 28 februari 2014 tot aanvulling van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk wat de preventie van psychosociale risico's op het werk betreft, waaronder inzonderheid geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk;

- de wet van 28 maart 2014 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk wat de gerechtelijke procedures betreft;

- het koninklijk besluit van 10 april 2014 betreffende de preventie van psychosociale risico's op het werk.

[2] Indien de vertrouwenspersoon geen deel uitmaakt van het personeel van de onderneming, moet de werkgever uiteraard de nodige maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat deze persoon beschikbaar en vlot bereikbaar is voor de werknemers van de onderneming.

[3] Deze vaardigheden worden bedoeld in bijlage 1, A) van het koninklijk besluit van 10 april 2014. Hiertoe volgt de vertrouwenspersoon opleidingen om die vaardigheden te verwerven alsook om deze te verbeteren inzonderheid door middel van de supervisies bedoeld in bijlage 1, B) van dit besluit die minstens eenmaal per jaar plaatsvinden.

[4] Uiterlijk 10 kalenderdagen na het eerste contact hoort de vertrouwenspersoon of de preventieadviseur psychosociale aspecten de werknemer en informeert hem over de mogelijkheden tot interventie waarvan hierna sprake is.

Indien deze raadpleging plaatsvindt tijdens een persoonlijk onderhoud, overhandigt de tussenkomende partij (vertrouwenspersoon of preventieadviseur) aan de werknemer, op diens vraag, een document ter bevestiging van dit persoonlijk onderhoud.

De werknemer kiest het type interventie waarvan hij gebruik wenst te maken. Die keuze wordt opgetekend in een ander document dat door de tussenkomende partij en de werknemer wordt gedateerd en ondertekend en waarvan de werknemer een kopie ontvangt.